In de huidige wetgeving geniet de consument de nodige bescherming. Per 1 januari 2022 volgt er waarschijnlijk een nog verdere uitbreiding van deze bescherming. De bescherming van de consument komt voort uit het bewijsvermoeden dat van toepassing is bij een consumentenkoop. De koper is dan een particulier die koopt van een professional (een partij die beroeps- of bedrijfsmatig bezig is met de verkoop van paarden). Indien binnen 6 maanden na levering een gebrek aan het licht komt, wordt bij een consumentenkoop vermoed dat dit gebrek reeds bij de levering bij het paard aanwezig was. Het is vervolgens aan de verkoper om tegenbewijs te leveren en aan te tonen dat het gebrek niet bij de levering aanwezig was. De verkoper wordt dus met de bewijslast opgezadeld. Indien er geen sprake is van een consumentenkoop is het aan de koper om te bewijzen dat het gebrek reeds bij de levering aanwezig was. Het bewijsvermoeden is dus geen garantie maar een omkering van de bewijslast gedurende 6 maanden.
Als het gebrek op het moment van de levering aanwezig was, is er een paard geleverd met een gebrek en dient dit veelal te worden teruggenomen. Aangezien het veelal lastig is om het ontstaansmoment van een gebrek te bewijzen, wordt de consument met het bewijsvermoeden dus enorm in het zadel geholpen.
Het bewijsvermoeden is in principe op alle ‘gebreken’ van toepassing. Denk hierbij aan artrose, gedragsproblemen bij het rijden, stalgebreken maar ook ziektes of blessures die acuut kunnen ontstaan of ontstaan door ondeskundig gebruik door de koper.
Voor verkopers bestaat de mogelijkheid om een beroep op de ‘tenzij-clausule’ te doen. De verkoper moet dan beargumenteren waarom het bewijsvermoeden niet op het specifieke geval van toepassing zal moeten zijn. Vervolgens is het aan de rechter om te oordelen of het bewijsvermoeden in het specifieke geval al dan niet van toepassing is. In de praktijk zijn rechters echter veelal zeer terughoudend in het opzij zetten van het bewijsvermoeden.
Per 1 januari 2022 zal er een nieuwe Europese richtlijn worden doorgevoerd, op grond waarvan de termijn van de huidige zes maanden verder uitgebreid kan worden. Dit brengt dus een nog verdere bescherming van de consument met zich mee. Lidstaten kunnen er echter voor kiezen om de uitbreiding van de termijn uit te sluiten voor de verkoop van levende dieren. In het huidige ontwerp voor Nederland wordt niet voor deze uitsluiting gekozen maar voor een verlenging van de termijn van zes maanden naar twaalf maanden.
Het huidige wetsontwerp moet nog in behandeling worden genomen door de Tweede Kamer. De tijd zal leren of er in Nederland ook voor de paardenhandel een uitbreiding van de consumentenbescherming zal komen. Mocht het in de paardenhandel komen tot een uitbreiding van de consumentenbescherming, zal dit zeker een grote impact gaan hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de zaken waarin de koper meent dat het paard gedragsproblemen bij het rijden heeft, welke volgens de verkoper komen door het ondeskundige gebruik van de koper. Het moge voor zich spreken dat er in een termijn van zes maanden veel met een paard kan gebeuren op het gebied van rijgedrag en gezondheid door eventueel ondeskundig gebruik, laat staan wat er in een termijn van twaalf maanden kan gebeuren.
Geschreven door hippisch recht advocaat Femke de Reus, werkzaam bij Reus Advocatuur
Heeft u een vraag op het gebied van hippisch recht? Hippisch recht advocaat Femke de Reus staat u graag te woord.
0592-269 881
contact@reusadvocatuur.nl